De man maakte zich schuldig aan het bedreigen en stalken van medewerkers van de afdeling Zorg & Veiligheid van de gemeente West Betuwe en de burgemeester van diezelfde gemeente. In een korte periode (november en december 2023) stuurde de man een grote hoeveelheid intimiderende en dreigende berichten naar de desbetreffende medewerker.
Onaanvaardbaar gedrag
De bedreigingen en berichtenstroom komen volgens de man omdat hem onrecht is aangedaan en ze geen woning voor hem regelden. Door op deze manier te handelen worden de burgemeester en de medewerkers van Zorg & Veiligheid belemmerd in hun werkzaamheden en voelen zij zich bedreigd. Volgens de rechtbank is een dergelijke bejegening - van medewerkers die gewoon hun werk doen - onaanvaardbaar.
Verminderd toerekeningsvatbaar
Uit het strafblad blijkt dat de man de afgelopen 5 jaar meermalen is veroordeeld wegens bedreiging. De man is onderzocht in het Pieter Baan Centrum, maar heeft hier zeer beperkt zijn medewerking verleend aan het onderzoek. Hij gaf meerdere keren duidelijk aan niet in gesprek te willen gaan met de psychiaters en psycholoog. De onderzoekers verkregen wel voldoende gedragskundige informatie om een 'gebrekkige ontwikkeling' te onderbouwen en vast te stellen. Zij adviseren om de man de tenlastegelegde belaging en bedreigingen in een verminderende mate toe te rekenen. Volgens de onderzoekers is er geen andere mogelijkheid dan te adviseren om het risicomanagement vorm te geven binnen het kader van de maatregel tot terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging.
Celstraf
De rechtbank vindt echter het opleggen van tbs met dwangverpleging niet in verhouding staan. De rechtbank vindt twee bedreigingen en belaging bewezen en deze waren altijd mondeling of schriftelijk van aard. Deze delicten zijn daarmee niet van zo'n aard dat zij het opleggen van de ingrijpende maatregel van tbs met dwangverpleging rechtvaardigen. Het staat vast dat de man hulp nodig heeft, maar omdat niet is voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel kan deze hulp niet via de tbs met dwangverpleging aan de man worden geboden. Een voorwaardelijk kader is volgens de rechtbank – kijkend naar de adviezen - niet zinvol. De man zal hier namelijk niet aan meewerken. Een (ambtshalve opgelegde) zorgmachtiging vindt de rechtbank in dit geval ook niet geïndiceerd, kijkend de adviezen van de deskundigen. Er kan dan ook niet anders dan een 'kale' gevangenisstraf worden opgelegd. De rechtbank vindt in dit geval een gevangenisstraf van 4 maanden passend.
De rechtbank is zich ervan bewust dat het hoge herhalingsgevaar met deze straf niet wordt verminderd en de man mogelijk zal doorgaan met het plegen van soortgelijke feiten. Het (straf)recht biedt in dit geval echter geen mogelijkheden waarbinnen de man gedwongen geholpen kan worden en waarbij zowel aandacht is voor het verlagen van het herhalingsgevaar als waar behandeling plaatsvindt.